In hun werk ontbloten vrouwen als Amy Schumer en Lena Dunham niet alleen hun mooie, maar ook minder fraaie kanten en ervaringen. Is alles ongegeneerd delen met het publiek een schreeuw om aandacht of een daad van verzet?
Het zwijgen verbreken is per definitie schaamte overwinnen of negeren. Dat maakt confessional writing tot een grensverleggend feministisch wapenfeit
‘Waarom niet realistisch zijn en alles van jezelf laten zien’, schrijft de Amerikaanse comédienne Amy Schumer (35) in haar zopas verschenen autobiografie Het meisje met de onderrugtattoo. Mocht Schumer een Vlaamse zijn, dan zou ze het kontgewei op haar rug schaamteloos een ‘sletspoiler’ noemen. Haar humor is rauw en ongefilterd, niet gespeend van zelfspot. En het publiek smult ervan. Ze heeft een indrukwekkende groep bewonderaars, 9 miljoen volgers op Twitter en Instagram. Met haar eigen programma Inside Amy Schumer op betaalzender HBO’s Comedy Central viel ze meermaals in de prijzen – een Emmy Award siert haar schoorsteenmantel.
Tussen het toeren door (haar nieuwe comedyshow vult grote zalen) promoot ze het bewuste boek dat al van voor de publicatie op 16 augustus niet uit het nieuws te branden is. Daarin licht Schumer het deksel van verschillende stinkende potjes. Ze vertelt hoe dat stuntelige meisje van Long Island een gevierde performer werd. Soms grappig geschreven, soms wanhopig bedoeld om grappig te zijn. Het kan aan de vertaling liggen, het Nederlands klinkt harder en ongevoeliger dan het Engels. Maar op elke pagina ‘geintje’ moeten lezen nadat je iets op de mouw kreeg gespeld, geeft de indruk dat je sketches aan het lezen bent in plaats van een levensverhaal. De jongere fans zullen het vast geweldig vinden, mij werkt het op de zenuwen.
Maar lees vooral verder, want het wordt alsnog interessant.
BAAS OVER EIGEN LICHAAM
De passages waarin Schumer vertelt hoe haar ontmaagding eigenlijk een verkrachting was, of hoe haar eerste grote liefde haar mishandelde en achtervolgde met een keukenmes, kun je niet lezen zonder een wee gevoel rond de maagstreek te krijgen. In die teksten ontpopt Schumer zich als raadgeefster van meisjes en vrouwen. Ze hamert erop dat ze baas zijn over hun eigen lichaam, dat hun integriteit en seksualiteit van hen is en niet iets dat men kan eisen. De boodschap is duidelijk: stop met aan jezelf te twijfelen, laat niemand je vertellen dat je mening of gevoelens minder belangrijk zijn dan die van een ander. En van mannen in het bijzonder.
Een theoretiserende feministe is Schumer niet, maar activistisch is ze zeker. Humor is haar wapen, het medium waarmee ze de absurditeit van de westerse vrouwencultuur in beeld brengt. Make-overprogramma’s, diëten, seks (traditioneel het terrein van mannelijke humoristen), relaties, sitcoms, schoonheidsidealen of de modewereld: ze laat er geen spaander van heel.
KANTELPUNT
In één sketch stapt Amy – niet dik, wel bolwangig – een boetiek binnen. Als ze een maatje 40 vraagt, maant de verkoopster haar verschrikt aan te fluisteren, “omdat de klanten zich anders onveilig zouden voelen. Maar we hebben iets voor mensen in uw toestand”, zegt ze, terwijl ze Amy naar een weide met koeien leidt waar ze wordt begroet door een naakte Lena Dunham (30), het brein achter de HBO-serie Girls en hoofdredacteur van de feministische nieuwsbrief Lenny Letter.
Die castingkeuze is geen toeval. Dunham heeft een soortgelijke neiging tot over-sharen. Not That Kind of Girl, de memoires die ze twee jaar geleden publiceerde, is met momenten al even odieus als het boek van Schumer. Hun lichaam, hun seksleven, hun trauma’s, hun onzekerheden en hun slechte gewoontes: je vraagt je af wie het wat kan schelen. Dezelfde irritatie voel ik overigens ook bij het zien van Girls, want laten we wel wezen: wat valt er te leren van het leven van een paar jonge, verwende, egocentrische middenklassevrouwen?
Tot ik begreep dat het een generatiekwestie is. Ik ben een decennium ouder dan zij. De generatie vóór mij keurt dit soort narcistisch geneuzel ronduit af, noemt het aanstellerij. De generatie ná mij omarmt het. Zelf kreeg ik van kindsbeen de boodschap dat ik niet interessant was, tenzij ik me nuttig maakte voor anderen. Maar ik bevind me duidelijk op een kantelpunt in de tijdsgeest. Ik heb geleerd te zwijgen en niet te zeuren, maar gaandeweg leerde ik dat zwijgen eenzaamheid installeert. Mij hoef je niet te overtuigen van het feit dat er iets niet klopt aan die omerta, maar ik worstel dagelijks met de vraag wat ik deel met het publiek. Er is nog veel dat ik niet durf te delen.
ANTIGLAMOUREUS
Wellicht blijf ik net om die reden vrouwen als Dunham en Schumer volgen. Gebiologeerd door zoveel openhartigheid, door de antiglamoureuze seks, door de emotionele strijd met de zelftwijfel. Hun koude douches en teleurstellingen leiden tot persoonlijke beschouwingen. Er is herkenning. Natúúrlijk is er herkenning. Geen mens is vrij van onzekerheden, pijnlijke ervaringen, of foute inschattingen. Dat durven toegeven, die kwetsbaarheid: hoe kun je er niét door gecharmeerd raken?
Hoewel de schrijfsters-actrices-humoristes Schumer en Dunham een eigen stijl hanteren – Schumer moet het van de hyperbolen en de seksgrappen hebben, Dunham is een neurotische intellectueel – hebben ze veel met elkaar gemeen. Ze hebben best wat meegemaakt, maar zijn allesbehalve een slachtoffer. Beiden werden bijvoorbeeld seksueel misbruikt, en beiden kozen ervoor om dat te delen met de wereld.
Je kunt zeggen dat het mysterie verdampt als je al je diepste zielenroerselen vertelt, maar misschien is dat mysterie, net zoals stomende filmseks, een mythe. Het is best bevrijdend om te zien hoe die vrouwen een wereldbeeld doen kantelen, enkel en alleen door zichzelf te tonen zoals ze zijn: kwabbig, bleek, lijstjes bijhoudend van bedpartners. Met andere woorden, de tegenvoeter van de ideale vrouw. Dat te durven, en de schaamte achter je laten, is op zich al een feministische daad.
Maar is het nieuw? Dat weet ik nog zo niet.
ILLUSTERE VOORGANGSTERS
In mei verscheen in ons taalgebied het boek I love Dick van Chris Kraus. I love Dick is deels fictie, deels memoire, en een brievenbundel gericht aan een man – Dick – door wie de auteur, een kunstenares, volledig geobsedeerd raakt. Als een hopeloos verliefde bakvis van 14 zit ze die man achterna. Kraus noteert alles: hoe ze Dicks naam maar blijft herhalen, hoe ze hem stalkt, hoe ze haar echtgenoot betrekt in het complot om hem toch nog eens te kunnen zien.
Zelden las ik zo’n ergerlijk boek als I love Dick, en dat bedoel ik als compliment. Kraus confronteert me met mijn eigen pudeur. Ze geeft bovendien een stem aan gedrag dat niet wordt geaccepteerd door de samenleving, aan een vrouw die haar eigen ongecensureerde emoties centraal zet. Ongeremd smacht Kraus naar het object van haar verlangen. Ook al weet ze dat dit avontuur zal eindigen in tranen, toch zet ze de jacht in. Kraus draait met andere woorden de rollen om: ze is niet passief, noch is ze op verleidingspad met de traditionele vrouwelijke wapens. Ze zet niet haar uiterlijk in, ze praat hem niet de hemel in, ze stelt zich niet hulpeloos op, maar gaat recht op haar doel af.
In de loop van het boek verliest Dick zijn glans, maar Kraus blijft hem aanschrijven en pent intelligente essays neer over cultuur en de positie van de kunstenares.
Het boek werd, hoeft het gezegd, een cultklassieker onder feministen. Hoe tenenkrullend het geneuzel ook: uiteindelijk gaat dit om het recht van een vrouw om zich te manifesteren zoals zij dat wil, ook al stoot het mannen af en voelen vrouwen zich er ongemakkelijk bij. Niet onbelangrijk: I love Dick verscheen voor het eerst in 1997.
ONZEKERHEID
Twee jaar eerder zag een andere fictieve heldin het levenslicht. Met Bridget Jones creëerde de Britse schrijfster Helen Fielding een onzekere dertiger die verzamelonderbroeken draagt, calorieën telt, op de verkeerde man valt, zelfhulpboeken verslindt en het water van haar snijbloemen laat rotten.
Onlangs stelde de Britse The Times-columniste Caitlin Moran nog dat Bridget Jones de patrones van het hedendaagse feminisme is, en ik ben het met haar eens. Als het recht op niet perfect zijn vandaag een feministisch adagio is, dan is Bridget Jones een baanbreker. Het werd dan wel geserveerd als een verhaal van een onhandige vrouw met licht hysterische neigingen, de sociale commentaar is onmiskenbaar aanwezig.
Dit betoog zou niet volledig zijn zonder de lezer te herinneren aan Jennifer Saunders en Joanna Lumley, alias Eddie Monsoon en Patsy Stone van de onovertroffen BBC-reeks Absolutely Fabulous. Hoe die twee in 1992 al karikaturen van hysterische onzekere vrouwen schetsten en er tegelijk de mode- en magazinewereld mee uitlachten, is nog steeds hilarisch en actueel.
Is het toeval dat zowel I love Dick, Bridget Jones als Absolutely Fabulous, waar de fundamenten voor die hedendaagse schaamteloosheid werden gelegd, vandaag een revival beleven? Dat is het niet. Vrouwen die vuile praat verkopen, vrouwen die niet bang zijn om met zichzelf te lachen, maar ook: vrouwen die sociale kritiek niet uit de weg gaan. Die zich – of toch hun soort, niet het minst zichzelf – van de meest belachelijke kant lieten zien. Schaamteloze vrouwen. De tijd is er al jaren rijp voor. Met dat verschil dat men het vandaag openlijk feministisch durft te noemen.
HET FOUTE F-WOORD
Lena Dunham geeft overigens graag toe dat Ab Fab haar inspireerde. Ooit interviewde ze Jennifer Saunders voor het programma Newsnight Encounters. Saunders stelt er pertinent dat vrouwelijk creatief talent de rode loper moet claimen, maar uit opmerkelijk genoeg ook haar bewondering voor dat openlijke feminisme van haar jongere collega’s. Saunders startte in de postfeministische jaren 80, in de periode dat de overheersende gedachte was dat de strijd gestreden was. Feministen associeerde men met mensen zoals Edina’s dochter Saffie: met ongeschoren oksels, eeuwig zeurend. De exacte reden waarom het F-woord een taboe werd.
Vandaag is dat niet meer het geval. Dat is zonder meer de verdienste van de vrouwen die schaamte opnieuw bespreekbaar maakten, door wat mijn generatie aanstellerig gedrag noemde te verheffen tot een kunstvorm.
En laten we vooral niet vergeten dat ze met veel zijn. Denk aan het omstreden pornografische Vochtige streken van Charlotte Roche (2008), Het seksuele leven van Catherine M (Catherine Millet, 2003) of recenter, Waar was ik goed voor in jouw leven van Marie Calloway (2014). Je mag gerust stellen dat deze auteurs de literaire tegenhangers zijn van het activisme van Femen of de Guerrilla Girls (een collectief van vrouwelijke kunstenaars dat al dertig jaar anoniem actie voert tegen seksisme in de kunstwereld), of van feministische auteurs als Roxanne Gay (Bad Feminist) en Caitlin Moran (How to Be a Woman).
BEKENTENISSEN
Maar hebben deze jonge vrouwen het warm water uitgevonden? Absoluut niet. Toen de Nederlandse schrijfster Anja Meulenbelt in 1976 De schaamte voorbij publiceerde over haar persoonlijke leven als vrouw en geliefde, werd het boek zowel bejubeld als verguisd om dezelfde reden: men noemde het een ‘egodocument’, of een ‘bekentenissenroman’. Hoe schandalig dat een vrouw haar eigen emotionele leven op hetzelfde niveau van belang durfde te zetten als maatschappelijke en politieke kwesties! Volgens feministische academici is schaamte een bij uitstek gegenderde emotie, omdat vrouwen vaak niet de macht hebben om de auteur te zijn van hun eigen verhalen. ‘Het persoonlijke is politiek’ is al sinds de jaren 70 een feministisch motto.
Schaamte is nauw verbonden met gêne, walging, afkeer, schuldgevoelens en trots. Maar net als pijn is schaamte onzichtbaar en erg moeilijk onder woorden te brengen. Het heeft altijd iets te maken met perceptie. Schaamte wordt geassocieerd met afkeuring en met falen.
De relatie met de samenleving is cruciaal bij schaamte: er is het risico op gezichtsverlies lijden, of sociaal geïsoleerd raken. Dat maakt het tot een krachtig wapen om vrouwen de mond te snoeren. Schaamte, of ‘waar men niet over praat’ is de sleutel tot het zwijgen. Het zwijgen verbreken is per definitie schaamte overwinnen of negeren. Dat maakt confessional writing tot een grensverleggend feministisch wapenfeit.
Je kunt je afvragen hoe het komt dat dit vandaag weer actueel is, als onze moeders die verworvenheden voor ons al hadden bevochten en de taboes hadden doorbroken. Maar het valt op dat veel van die taboes opnieuw sterk aanwezig zijn, al dan niet in gemuteerde vorm.
HET POSTFEMINISME VAN DE 80’IES
Taboes zijn als woekerplanten. Als de aandacht over het bewuste blootgelegde onderwerp verslapt, rukken ze opnieuw op. In het postfeminisme van de jaren 80 raakten steeds meer vrouwen ervan overtuigd dat er geen reden meer was tot actie. Het doel – gelijke rechten – was bereikt. Met die boodschap ben ook ik opgevoed.
Achteraf gezien bleek het om een backlash te gaan, een antifeministische tegenreactie, maar wij meisjes dachten dat we dezelfde mogelijkheden hadden als jongens. Sommigen zagen wel dat dat in de praktijk anders uitdraaide, maar als de problemen niet werden erkend als maatschappelijk, dan was het een individuele kwestie en dus je eigen schuld. Je moest maar taaier zijn. Een sterke vrouw hoorde haar besognes, frustraties en twijfels voor zich te houden. Deed ze dat niet, dan leed ze gezichtsverlies en werd ze weggezet als zwak schepsel of een hysterische kenau. Dat wilde niemand. Zo installeerde schaamte zich opnieuw in het leven van vrouwen.
Eigenaardig genoeg werd tegelijk de druk om perfect te zijn steeds groter: het postfeminisme werd de voedingsbodem voor impliciete drukkingsmiddelen als onhaalbare schoonheidsidealen en moederschapsideologie.
De hedendaagse generatie vrouwelijke stemmen heeft evenwel geen boodschap aan gezichtsverlies. Ze gaat die discussie opnieuw aan, door het delen van persoonlijke ervaringen. Dat valt zonder meer toe te juichen. Dat zwelgen in zichzelf, dat obsessief bezig zijn met hun eigen gedachten en ervaringen, is niet het probleem. Dat was uiteindelijk toch het hele punt van het feminisme: dat vrouwen zouden kunnen doen met hun leven wat ze willen? Als dat het verkennen is van de eigen zenuwinzinkingen: waarom niet? Het is beter om Thelma & Louise-gewijs te triomferen dan dat een nieuwe Freud hen met een beladen vraag als ‘Wass wil das Weib’ weer in de hoek van de handelingsonbekwame wezens zet. Als we onszelf niet als menselijk beschouwen, zal niemand het voor ons doen.
Je fouten dragen als erepenningen lijkt me weldadig voor de geestelijke gezondheid. Ik wou dus dat ik die boeken had gelezen toen ik 15, 25 en 35 was. Wat evenwel jammer is, is dat weinigen zich nog herinneren dat ‘de politiek van het persoonlijke’ geen 21ste-eeuwse uitvinding is. Misschien schuilt die narcistische bijklank niet zozeer in wat deze vrouwen vertellen, als wel in de pretentie dat ze het zelf uitgevonden hebben…
Amy Schumer, Het meisje met de onderrugtattoo, The House of Books, 320 p., 19,95 euro.
Lena Dunham, Not That Kind of Girl, Meulenhoff, 304 p., 14,25 euro
Dit artikel verscheen eerder in De Morgen Boeken van 24 augustus 2016.
Geef een reactie