Hij is de man van het barokke bloot, maar ook van de nostalgische tranen. Voor beide uitersten werd hij geroemd en gelauwerd over de hele wereld. Maar eind deze maand krijgt de Nederlandse fotograaf Erwin Olaf ook in eigen land eindelijk de verkenning die hij verdient. Met de de Johannes Vermeerprijs, de Nederlandse staatsprijs voor de Kunsten, viert de kunstwereld zijn uitdagende oeuvre. Een gesprek over agressieve schokfotografie en intimistisch gefluister, de onschatbare waarde van fantasie, emoties en de eindigheid van het leven.

Lang, grijzend. Met lichtblauwe, ondeugende ogen en de ontwapenende lach van een kind. Erwin Olaf (°1955) is o zo ongegeneerd blij met de Johannes Vermeerprijs, en met het oeuvreboek ‘Own’, een indrukwekkend overzicht van zijn carrière. ‘Maar niet chronologisch’, waarschuwt Olaf snel. ‘Ik begin niet met de shockfotografie uit mijn beginperiode. Uiteindelijk is dit boek een afspiegeling van mijn persoonlijkheid, niet van een aspect ervan. Toen ik jonger was, had ik een veel agressievere beeldtaal dan nu. Daar wil ik niet op vastgepind worden. Ik ben wel trots op mijn visueel grote mond uit het verleden, maar intussen ben ik ook geëvolueerd. Dat is wat telt. Met de bestaande beelden wil ik een nieuw verhaal vertellen, die evolutie uitdrukken in de emoties die de beelden oproepen.’
‘Als ik terugkijk zie ik tussen mijn dertigste en veertigste een enorme ambitieuze agressie, een kwaadaardig denken zelfs’
Olafs debuut als kunstfotograaf, eind de jaren tachtig, ging niet onopgemerkt voorbij. Zijn beginperiode wordt gedomineerd door de reeksen ‘Chessmen’ en ‘Squares’, die zoals hij zelf ook opmerkt, barok en theatraal ogen. Agressief zelfs, en bij momenten grotesk. Veel naakt, veel erecties ook. Jongelingen met albasten konten en dito piemels. Dikke blote vrouwen die klaar lijken voor een bacchanaal. Een zelfportret van Olaf met, zo lijkt het toch, sperma op zijn lippen. Zelfs in 2000 slaat hij nog hard in zijn werk. In ‘Fashion Victims’: naakte modellen met winkeltassen van grote merken op hun hoofd, maar wel in pornografische houding. In ‘Paradise’: beelden van clowns die vrouwen verkrachten. Zijn ‘in your face’-stijl leverde hem veel reputaties op: Olaf met zijn dikke vrouwen, Olaf met zijn schokkende beelden, Olaf met zijn freaks. Olaf, de provocateur.
Als Erwin Olaf ergens een hekel aan heeft, is het wel aan vastroesten in reputaties. Hij deinst er niet voor terug om het visuele roer volledig om te gooien. In mei nog legde hij nog, ter ere van haar veertigste verjaardag, de beeltenis van de Nederlandse prinses Maxima vast. In de meer intimistische stijl die hij vandaag hanteert, dat spreekt. Het subversieve is er op het eerste gezicht af, zijn beelden zijn beheerster, maar de emoties die hij oproept daarom niet minder krachtig.
Erwin Olaf: ‘De tijden zijn veranderd. Ik ben veranderd. Toen ik in de jaren tachtig mijn weg zocht in de kunstfotografie, werd ik sterk beïnvloed door mensen als Robert Mapplethorpe en Joel Peter Witkin. Die gingen erg ver in wat ze toonden. Mapplethorpe toonde geslachtsdelen en seks, Witkin fotografeerde zelfs lijken. Men tastte grenzen af in de naam van de ‘vrijheid’. Daar ging ik, dorpsjongen, gretig op in.
‘Als kunstenaar moet je eerlijk durven tonen wat je bezig houdt. Dat heb ik gedaan. In die tijd had je de raveparty’s, de opkomst van de XTC… Een spannende en ook wel onbezorgde periode. Het had iets van de flower power, maar dan met andere muziek, andere mode en andere drugs. Van die XTC ontplofte je hoofd. Als ik terugkijk zie ik tussen mijn dertigste en veertigste een enorme ambitieuze agressie, een kwaadaardig denken zelfs. Dat is typisch mannelijk. Ik zie het ook terug in mijn werk van toen.’
‘Vrouwen zijn altijd het slachtoffer in de schilderkunst’
In ‘Paradiso Club’, bijvoorbeeld, de reeks waarin kwaadaardige clowns jonge, mooie vrouwen overmeesteren.
Olaf: ‘Die is geïnspireerd op een schilderij dat ik samen met Shirley, mijn manager, in het Prado museum in Madrid zag. In ‘De Ontvoering van Hippodamea’ van Rubens wordt Hippodemea tijdens haar huwelijksfeest ontvoerd door saters. Ik bekeek het schilderij door Shirleys ogen, en schaamde me. Vrouwen zijn altijd het slachtoffer in de schilderkunst. Vandaar deze reeks, waarin vrouwen de onschuld verbeelden, en clowns het kwaad. Het werd een demonische studie in gemeen lachen. Achteraf bekeken zat ik toen in een heftige periode. Ik was al iets over de veertig, maar ik was duidelijk erg kwaad op de wereld.’
Vandaag toont u een elegantere schoonheid, ingetogener emoties ook. Wat is er veranderd in uw gevoelsleven?
Olaf: ‘De kentering kwam met een overzichtstentoonstelling in het Groninger Museum, in 2003, waar ook de reeks ‘Fashion Victims’ hing. Ik wilde de porno achter de modefotografie laten zien. Die meiden kijken tijdens zo’n modereportage toch ook altijd zo hoerig? Maar NRC Handelsblad gaf me nul sterren. Een ‘te vermijden tentoonstelling’, stond er. Dat kwam aan, maar op een goede manier. Toen mijn frustratie twee weken later was weggeëbd, wist ik dat ik mijn leven niet wilde laten beïnvloeden door een slechte recensie, maar ook dat ik niet iedereen kon behagen. Hoe bevrijdend, ik kon gewoon doen wat ik wilde. Ik hoefde mezelf niet te herhalen. Het leven is veranderlijk, net als je geest.’
U bent gestopt met roepen, en bent in de plaats daarvan gaan fluisteren.
Olaf: ‘Precies.’
In ‘Grief’, een nostalgische en emotioneel geladen serie waarin uw modellen gebukt gaan onder zwaar verdriet, vechten sommige echt tegen hun tranen. Hoe krijgt u hen zo ver?
Olaf: ‘Je blaast met een rietje eucalyptusolie naar de ogen. (lacht) Alles wat je bij mij ziet is nep. Ik lieg de hele boel bij elkaar. Dat is net mijn zoektocht. Fotografie is de meest geweldige manier van liegen.
‘Grief’ gaat vooral over mijn ergernis over de emocultuur. Avond na avond loopt iedereen maar te huilen op televisie. Gisterenavond nog, drie mensen. Niemand die tegen z’n tranen vecht. Vreselijk. Blijkbaar willen mensen gejank zien.’
‘Zolang we met het kleine verdriet bezig zijn, hoeven we niet naar het grotere probleem te kijken’
Hoe komt dat, denkt u?
Olaf: ‘We leven met zeven miljard mensen op deze planeet. Hoe kleiner we worden als individu, hoe meer we focussen op het leed van het individu. Zolang we maar met dat kleine verdriet bezig zijn, en vooral het leed van de ander, natuurlijk, hoeven we niet naar het grotere probleem te kijken. Reality televisie speelt daar natuurlijk mooi op in. Als er nu één ding saai is, dan is het toch het echte leven. Ik verkies de fantasie.’
Vandaar dat uw bevreemdende beeldtaal nauw aansluit bij de stijl van regisseurs als David Lynch en Tim Burton?
Olaf: ‘Hun werk is inderdaad een ode aan de verbeelding. Een mens kan iets verzinnen, dat uitdrukken en er iemand anders mee raken. Dat vermogen onderscheidt ons van de dieren. Je hebt het overal bij je, kan het altijd gebruiken. Laats lag ik aan een zwembad, ik zag zo’n opblaaskrokodil voorbij drijven. En poef, ik had zo een filmpje van vier minuten in mijn hoofd. Inclusief budget, want ook dat is belangrijk. Als je je fantasie wil uitvoeren moet je in de eerste plaats burgerlijk, gedisciplineerd en gefocust zijn. Een goede kunstenaar is ook een goede boekhouder. Anders krijg je niets voor elkaar. Dan blijf je gewoon een mens met een idee.’
Kan uw fantasie door eender wat getriggerd worden?
Olaf: ‘Vaak is het toch een zekere boosheid die me in gang zet. De serie ‘Rain’, bijvoorbeeld, is er gekomen na 9/11. Je hoorde uitspraken als ‘Amerika heeft het zelf gezocht’. Ik vond dat zo erg dat ik het oude, mooie Amerika van de illustrator Norman Rockwell opnieuw in beeld wilde brengen. Het Amerika met z’n diners, z’n cheerleaders,… Vreemd genoeg lukte het me niet om die beelden te reproduceren in een foto. Er stonden teveel mensen op, het werkte niet. Pas toen ik de overbodige mensen wegliet en de eenzaamheid en de vervreemding het verhaal overnamen, klopte het beeld wel. Bovendien vertelde dat zoekproces me dat die ideale wereld, het mooie Amerika waar ik naar op zoek was, niet meer bestond.’
Al zoekend vond u de waarheid.
Olaf: ‘Dat gebeurt als je vrij blijft in je hoofd, als je jezelf niet probeert te imiteren. Soms weet ik niet eens waar ik naar op zoek ben. Dan gaat je hand vanzelf naar iets toe. Zo zijn de series ‘Dusk’ en ‘Dawn’ ontstaan. Voor ‘Dusk’ fotografeerde ik zwarte mensen in zwarte kleren in een zwart decor, middenklasse Afro-Amerikanen in een 19de eeuwse setting. Het verhaal is dat van een vader, een soldaat die naar het front vertrekt, en de familie die alleen achterblijft.
‘Een half jaar later zit ik met Shirley te ontbijten in het Kempinskihotel in Moskou, waar een expositie van me liep. Een poepchique hotel, met een crèmekleurig restaurant, witte damast op tafel, witte bloemen. Komt daar een ranke Russische binnen met haar twee zoontjes. Spierwitte huid, wit haar, net een zwaan met twee jongen achter zich aan. ‘Dawn’, dacht ik. Ik heb de zwarte beelden van ‘Dusk’ opnieuw gemaakt, maar dan gespiegeld, met witte mensen in witte kleren in een wit decor. En toen gingen die series plots over vorm en inhoud. Het verhaal van de oorlog, de emoties die het oproept, tegenover de gekopieerde vorm. Daar bleek ik diep vanbinnen al die tijd mee bezig te zijn. Kan inhoud bestaan zonder vorm? Vorm zonder inhoud? Dat is namelijk een kritiek die ik vaak te horen krijg, dat ik enkel met vorm bezig ben.’
Onzin, u bent een filosoof!
Olaf: ‘Maar dan wel een van het HAVO-niveau.’
U stelt anders wel heel existentiële vragen.
Olaf: ‘Voor mij zijn die vrij concreet, omdat je er in de beeldende kunst voortdurend tegenaan loopt. Laatst zag ik in Brussel de tentoonstelling van Jeff Wall. Fantastische kunstenaar, al erger ik me aan zijn nonchalante vorm. Maar inhoudelijk klopt het, houdt die vorm steek. Toch kan ik het niet, documentair fotograferen. Dat is mijn vertelstijl niet. Al die lelijkheid… Daarom ben ik daar ook mee gestopt en doe ik wat ik nu doe. Ik verzin liever mijn eigen wereld. Dat maakt het leven voor mij draaglijk.’
‘Ik wil ontroeren zoals muzieknoten, filmbeelden, woorden dat doen’
Nu lijkt het alsof u zich voor uw stijl verontschuldigt.
Olaf: ‘Fantasie was een tijdlang not done in de kunstwereld. Het realisme werd veel hoger ingeschat. Ik heb daarom ook behoorlijk lang weerstand gekregen. Men stak me in het hokje ‘illustratief’, maar men bedoelde ‘inhoudsloos’. Terwijl er niets mooiers bestaat dan fantasie. Dat Tim Burtonachtige, dat wil ik in de fotografie brengen. Ik wil ontroeren zoals muzieknoten, filmbeelden, woorden dat doen als ze op zo’n manier achter elkaar zijn geplaatst dat ze iets teweeg brengen in een mens. En ik wil blijven zoeken naar nieuwe vormen. Ook aan dat nostalgische twijfel ik nu een beetje. Het wordt toch al snel eye candy. Mooie plaatje waar je misschien te snel aan voorbij gaat.’
Nostalgie is in de mode. Maar voor een kunstenaar klinkt dat allicht eerder als een belediging dan een compliment.
Olaf: ‘Dat is het net. Ik was eerder met die nostalgische reeksen dan Mad Men. In 2008 maakte ik voor The New York Times Magazine een portrettenreeks van homokoppels voor een artikel over homohuwelijken. Ik had hen als stelletjes in huiselijke situaties in jaren vijftigdecors geportretteerd. Terwijl ik op de luchthaven wachtte op de terugvlucht, kreeg ik een telefoontje van mijn manager. Of ik wilde doorvliegen naar Los Angeles om de cast van een nieuwe televisiereeks over de jaren vijftig te fotograferen, in dezelfde stijl. Ik weigerde, was te moe. Bleek het nadien om de cast van Mad Men te gaan. Die serie loopt nu nog steeds, zo populair is het. Maar dat maakt het gevaar dat ik in die nostalgie blijf hangen reëel.’
Hoe belangrijk is Photoshop in het realiseren van uw werk?
Olaf: ‘Toen Photoshop opkwam, wilde ik me er niet aan wagen. Het leek me teveel gedoe. Tot ik het nodig had voor de serie ‘Mature’, waarin ik oude vrouwen als pin-up fotografeerde. In die tijd verfden alle rijpere vrouwen hun haar rood, maar ik wilde grijs haar. Ze moesten dus allemaal een pruik op. Ik heb Photoshop ontdekt toen we die pruikranden weg retoucheerden. Dus niet hun gesprongen adertjes en rimpels, want daar ging het net over. Ik werd net 40 en was erg bezig met veroudering.
‘Toen was het hek van de dam, natuurlijk. Ik heb er een tijd zwaar mee geëxperimenteerd. De serie ‘Royal blood’ was een aftasten van de grenzen van Photoshop. Ik kon mijn fantasie nog beter botvieren. Al hanteer ik het vandaag eerder als een instrument om een beeld mooier te maken, dan om een beeld te creëeren. Uiteindelijk gaat fotografie nog steeds over een setting, licht en techniek.’
‘Mijn longinhoud vermindert langzaam maar zeker. Uiteindelijk zal ik zwak worden, dat waar ik altijd tegen heb gevochten’
Heeft Photoshop ook het publiek veranderd?
Olaf: ‘Zeer zeker. Mensen kijken nu anders naar foto’s dan vijfentwintig jaar geleden. Men accepteert niet meer dat een vrouw haar op haar benen heeft, of er dat een deukje in de achtergrond zit. Men verwacht dat die fouten worden verdoezeld of weggewerkt. Zoals het wordt gebruikt in de commerciële fotografie heeft het zelfs nare gevolgen. Ik ken een visagiste die in therapie moest omdat zij altijd maar ouder werd terwijl de camera iedereen jong hield. Een meid van 22 met misschien twee rimpeltjes speelt ongeretoucheerd een moeder van 35, mét een opgepoetste baby op de schoot. Een échte vrouw van 35 die dit ziet, wéét dat dit beeld niet klopt, maar toch voelt ze zich minder goed. Zelfs ik trap erin. Ik geloof mijn eigen gemanipuleerde beelden. Ik vind het na-beeld ook altijd beter dan het voor-beeld.’
De leugenaar gelooft zijn eigen leugens. Tenzij dan dat drieluik van zelfportretten dat u maakte. Hoe u bent, zoals u hier voor me zit. Hoe u zou willen zijn, strakker en met sixpack. Hoe u zal worden, een oude man met ademhalingsbuisjes in de neus. U lijdt aan longemfyseem, dus dit is wel degelijk realiteit, geen fantasie.
Olaf: ‘Op mijn 36ste werd genetisch longemfyseem geconstateerd. Mijn longinhoud vermindert langzaam maar zeker. Dit was een therapeutische foto. Mijn levensverwachting is rond de zeventig jaar. Ik heb lang gedacht: ‘O, ik word zeventig.’ Alsof ik geen symptomen zou hebben tot 69 en een half, en dan plok, omver zou vallen. Dom van me, maar zo’n zaken stop je weg voor jezelf. Terwijl je er over moét nadenken. Want het gaat langzaam achteruit. Ik woon drie hoog en ben doodmoe als ik ’s avonds boven kom. Ik kan niet meer op vakantie met de rugzak. Lang vliegen in economy class wordt zwaar.
‘Deze foto heb ik gemaakt toen de wake up-call kwam. Je moét eerlijk zijn met jezelf en je omgeving. Hoe gaat het zich voltrekken? Durf ik nog wel aan een partner? Durf ik me over te geven? Uiteindelijk word je zwak. Daar heb ik altijd tegen gevochten. Door mijn grote bek, door mijn werk, door kracht te willen uitstralen. En toch komt het. ‘Tik-tik-tik. Hallo, ik ben er en ik ga je longen stuk maken.’
‘Daarom ook ben ik als een gek beginnen werken. Ik moet een goed pensioen hebben. Als ik wil blijven reizen, zal ik die business class wel moeten kunnen betalen. Want ik wil nog op campervakantie in Australië als ik daar zin in heb. Weet je, het bedrijf van mijn vader is failliet gegaan nadat hij twee hersenbloedingen heeft gehad. Daarvan heb ik geleerd dat je beter invalide kunt worden met véél geld dan invalide zonder geld. Want dan ben je echt verdoemd.
‘Ik kan op de bank liggen en dolgelukkig zijn met dit talent’
‘Ziek zijn is niet leuk, nee. Het heeft behoorlijk wat nadelen, maar ook een groot voordeel. Ik moet bezig zijn met het nu. Met wat ik écht wil. Met wie ik écht ben. En met mijn dierbaren. Ik wil geen tijd verliezen met mijn eigen bullshit, mijn eigen onzin. Ik vecht er niet meer tegen. Ik luister naar de dokter, neem braaf mijn medicijnen, drink met mate (lacht).
En ik besef heel goed dat ik niet mag klagen. Ik kan op de bank liggen en dolgelukkig zijn met dit talent. Ik heb in mijn leven nog geen seconde niet gedaan wat ik wilde. Nu krijg ik ook nog die Johannes Vermeerprijs voor mijn oeuvre, waar ik heel blij mee ben. En met dit dikke boek kan ik al mijn vijanden een oplawaai geven. Wat moet een mens nog meer?’
Denkt u bij een erkenning voor uw levenswerk dan niet: ‘Jamaar, ik ben nog niet uitverteld’?
Olaf: ‘Hou die prijs maar, jongens, ik ben nog niet klaar.’ Ben je gek? Trouwens, als ik heel eerlijk ben, denk ik dat het grote verhaal ongeveer is verteld. Op dit moment toch, geen idee wat er over een tijd weer zal opborrelen. Wat ik wel nog graag wil doen is verdiepen en verfijnen. En een speelfilm, dat wil ik ook wel op mijn kerfstok. Maar dat kost drie jaar van mijn leven, daar moet ik dus nog eens goed over nadenken. Het zou in elk geval een uitdaging zijn voor mijn kleine manies.’
Dit artikel verscheen in oktober 2011 in DM Magazine.
Geef een reactie