Dat hij voortaan als man door het leven gaat, dat maakte de Nederlandse schrijver Maxim Februari, voorheen Marjolijn, afgelopen herfst bekend. Zijn ervaringen van de transitie publiceerde hij in De maakbare man. ‘Ik ben een asielzoeker in een nieuw land.’
Op pagina 32 van De maakbare man prijkt boven aan het hoofdstuk Foute Vragen het vrijpostige ‘Ben je al geopereerd?’. Het antwoord van Maxim Februari (°1963) is vriendelijk maar duidelijk. ‘Vraag je iemand naar ‘de operatie’, dan vraag je in feite naar iemands geslachtsdelen. Is dat netjes? Wat heeft je moeder je daarover geleerd?’
‘Transseksualiteit wekt een bepaald soort nieuwsgierigheid op, en dat is begrijpelijk’, zegt Maxim Februari. ‘Maar als het over jezelf gaat, merk je pas hoe vogelvrij je wordt als je er in het openbaar uitspraken over doet. Toch kon ik niet anders. Als je bekend bent, kun je niet naar de andere kant van het land verhuizen en een nieuwe identiteit aannemen. In de Verenigde Staten is het gemakkelijk. Daar kun je naar een andere staat trekken, een nieuwe naam nemen, een ander leven opbouwen, ver weg van je verleden. Dat zal mij nooit lukken. Ik zal altijd geconfronteerd blijven met wie ik vroeger was.’
Dus u dacht, ik schrijf er een boek over?
MAXIM FEBRUARI: Na mijn coming out stelde men erg veel vragen. Het leek een gouden gelegenheid om transseksualiteit bespreekbaar te maken. Ik vond het mijn morele plicht om een aantal zaken te verhelderen. Bovendien wil ik ook dat men weet hoe geweldig deze ervaring is. Er wordt vaak dramatisch gedaan over transseksualiteit. Maar het is ook een spectaculaire en boeiende gebeurtenis.
Voor uw transitie was u een mannelijk persoon die gevangen zat in een vrouwenlichaam. Door testosteron te nemen is dit nu opgelost. Toch zegt u dat transseksualiteit geen puur biologisch gegeven is.
FEBRUARI: Iedereen ervaart dat anders. Men onderzoekt volop hoe transseksualiteit precies in elkaar zit. Een duidelijk spoor is er nog niet, maar men vermoedt dat de hersenen van het embryo op een bepaald moment de mannelijke afslag nemen en zich voorbereiden op een leven als man, en de rest van het lichaam de vrouwelijke afslag. Je hebt dus echt het gevoel dat je een man bent, alleen spreekt je lichaam dat tegen. De ene trans beleeft het als puur biologisch, en dus ook op die manier op te lossen. Anderen zeggen dat hoe je je voelt ook sociaal is bepaald, omdat alles te maken heeft met hoe je omgeving met je omgaat. Dat kun je niet alleen oplossen met de juiste hormonen. Nature en nurture zijn hier intens met elkaar vervlochten.
U stelt ook de vraag wat mannelijk is, wat vrouwelijk.
FEBRUARI: Ik stel vragen over hoe de samenleving omgaat met mannen en vrouwen, ja. Wat verwachten we van hen, en waarom eigenlijk? En voelt iedereen zich daar wel goed bij? Niet alleen transseksuelen hebben moeite met die rollen. Er zijn ook heterovrouwen die zich ongemakkelijk voelen in die vrouwenrol. Iedereen heeft het altijd maar over de verschillen tussen mannen en vrouwen, alsof het twee categorieën zijn die ver van elkaar af staan. Terwijl veel mensen ergens in het midden rondzweven, is de segregatie tussen mannen en vrouwen de afgelopen decennia enorm toegenomen. Niet het minst in de schrijverswereld, ook vrouwelijke auteurs worden in dat hokje gestopt. Maar door nadruk te leggen op het feit dat ze vrouwelijk zijn, vergeet je hen op te nemen in de reguliere schrijversgilde. Een vrouwelijke filosofe wordt voorgesteld als een curiosum, een idiot savant, zwakzinnig, maar met een greintje genie.
Opmerkelijk is dat die indeling door mannen wordt gemaakt. Alsof de intellectuele mannen zich zo bedreigd voelen dat ze het nodig vinden er sterk op te hameren dat er een groot verschil is tussen mannelijke en vrouwelijke denkers. Bij betawetenschappers zie je dat ze vrouwen veel sneller serieus nemen. Als je een wiskundige vergelijking kunt oplossen maakt je sekse niet veel uit. Heb je een theorie over de maatschappij, dan is die sekse blijkbaar wel bepalend.
U bent duidelijk feminist gebleven.
FEBRUARI: Ik word steeds feministischer van die testosteron. (lacht) Ik begrijp nu het verschil tussen ergens als vrouw binnenkomen en ergens als man binnenkomen.”
Simone de Beauvoir zei: ‘On ne naît pas femme, on le devient’. De maatschappij bepaalt de rol van vrouwen. Maar ook van mannen.
FEBRUARI: ‘Devenir homme’, dat is wat ik nu aan het doen ben. Over een jaar heeft die hormonenbehandeling haar beslag gekregen, tegen dan is de baardgroei goed op gang gekomen. Maar man worden duurt veel langer. Omdat ik gesocialiseerd ben als vrouw, heb ik geleerd me te gedragen als een vrouw. Terwijl ik nu niet weet wat van me wordt verwacht. Dat moet ik uitzoeken. Ik moet dingen afleren, andere dingen aanleren. Ik ben bijvoorbeeld onzeker over mijn bewegingen. Vroeger maakte ik me zorgen over het feit dat ik vrouwelijker moest bewegen, omdat ik vond dat ik me te mannelijk gedroeg. Nu weet ik me nog niet altijd een houding te geven.”
Hebt u rolmodellen?
FEBRUARI: Er zijn een aantal mannen die ik bewonder, maar zoals hen zal ik nooit worden. Ik heb wat met piloten: die zijn stabiel, iets wat ik zelf niet ben. Ik ben eerder het neurotische schrijverstype. Ik heb altijd overwegend mannelijke collega’s gehad, mijn vriendenkring is mannelijk. Aan hen vraag ik weleens advies, maar zij doen dat af als onzin. Zij houden vol dat wat zij doen niet bijzonder mannelijk of vrouwelijk is.
Had u niet gehoopt op een bevrijding van rollen?
FEBRUARI: Het is een immigratie in een nieuw land. Ik moet assimileren, inburgeren. Dat doe je door de taal te leren en door op te letten. Maar ik neem niet alles over. Ik heb iets te lang in het oude land gewoond om te weten hoe vervelend sommige mannen kunnen zijn. Dat is het voordeel van de asielzoeker. Je hebt verschillende culturen ter beschikking.
U kunt uzelf helemaal opnieuw uitvinden.
FEBRUARI: Zo werkt het niet. Niet alles is stuurbaar. Ik kan niet kiezen hoe ik eruitzie. Je moet je voorstellen dat ik een puberjongen ben die opgroeit en niet weet waar het zal eindigen. Tot waar mijn stem zal zakken, bijvoorbeeld, weet ik niet. Blijft die vrij hoog, dan is het zoals het is. Ik krijg ook weleens te horen dat ik naar de sportschool zou mogen, maar daar heb ik mezelf van ontslagen. Ik kan me voorstellen dat het resultaat indrukwekkender zou zijn, maar dat raakt me niet. Ik voel me niet verplicht om de perfecte stoere man te worden. Zolang ik voor mezelf maar een acceptabele man ben, is het al gauw goed. Ik moet het net als iedereen doen met wie en hoe ik ben. Neem nu kleding. Ik kan bepaalde kleren mooi vinden op andere mannen, maar ik sta er absoluut niet mee. Ik ben mijn stijl nog aan het ontdekken.
Ging u voor uw transitie dan nog niet shoppen in de mannengarderobe?
FEBRUARI: Dat wilde ik wel, maar dat lukte niet. Het is een mythe dat vrouwen mannenkleding kunnen dragen. Behalve misschien een spijkerbroek en een overhemd past het hen niet. Vrouwen kunnen ook niet ongestraft kleren kopen in herenmodezaken. Men zet je eruit. Ik heb het meegemaakt. Ik zag een leuk jasje hangen en stapte de winkel binnen. ‘Mevrouw, dit is een herenzaak’, zei men. De verkoopster nam me letterlijk bij de arm, naar de andere afdeling.
U laat weinig los over hoe u zich voelde voor uw verandering, behalve dan dat u nog liever dood was dan met dat vrouwenlichaam te blijven zitten. Bent u sinds de ommekeer tot rust gekomen?
FEBRUARI: Ja, dat zeker. Al is het parcours niet bepaald rustgevend. De eerste maanden dat je hormonen neemt, draaien puur om die fysieke verandering, ook voor je omgeving. Toen men me vorige zomer als een man begon te zien, moest ik beslissen hoe ik mijn verandering zou communiceren. Dat bracht ook weer spanningen mee. Intussen heb ik dit boek geschreven, en geef ik interviews. Ik ben tot nu toe vooral beroepsmatig bezig geweest met mijn transitie, terwijl dit een heel persoonlijk proces is. Ik zou het meer moet ervaren in plaats van er voortdurend op te reflecteren.
Wat ik niet op voorhand had bedacht en wat ik nog steeds niet zinvol kan benoemen, is de kanteling van het zelfbeeld. Altijd was er de gedachte ‘ik ben een man in een vrouwenlichaam’. Nu mijn lichaam me past, voel ik me ook een man. Komt er post gericht aan mevrouw Februari, dan verbaast me dat. Elke keer opnieuw moet ik er mezelf aan herinneren dat ik dat ooit was. Maar wát er nu precies zo anders voelt, dat krijg ik nog niet te pakken.
U vertelt in het boek over hoe een lezer wilde rouwen, want Marjolijn is weg en die komt nooit meer terug.
FEBRUARI: Ik ben niet dood, dus waarom moet men dan rouwen? Op een of andere manier nodigt zo’n ingrijpend lichamelijk proces uit tot grensoverschrijdend gedrag. Biologische veranderingen zijn primitief, de reacties erop zijn dat dus ook. Dat wil ik aankaarten. Denk even na voor je iets zegt. Ik kan wel wat hebben, maar mensen moeten zich realiseren dat wie in transitie is, enorm kwetsbaar is. Niet iedereen is zo verbaal en reflectief als ik. Respecteer andermans grenzen.
Marjolijn is niet dood, maar Maxim werd wel geboren. Wenste u soms dat u er vroeger aan was begonnen?
FEBRUARI: Het heeft voor- en nadelen. Op mijn leeftijd nog opnieuw mogen beginnen is bijzonder. Ik heb het voordeel van de ervaring, heb al een bepaalde positie verworven. Dat hoef ik niet meer te doen terwijl ik aan het veranderen ben. Op jongere leeftijd moet je ook ingrijpende beslissingen nemen, zoals geen kinderen meer kunnen krijgen. Anderzijds kunnen jonge mensen gemakkelijker veranderen zonder dat iemand weet wat er gebeurd is.
Dat verleden van Marjolijn kunt u nooit meer uitwissen. Vindt u dat jammer?
FEBRUARI: Dat verlangen naar een schone lei leeft bij veel transseksuelen. Het is een bron van innerlijk conflict. Vertel je het aan niemand, dan leef je opnieuw met een geheim. Vertel je het wel, dan gaan mensen op zoek naar je oude versie. Maar je wil ook niet alle herinneringen wegduwen. In kleine kring doet vrijwel niemand dat, je wil je familie in de buurt houden. Maar op hun werk houden mensen het doorgaans liever op wie ze nu zijn. Mocht op een bepaald moment het taboe verdwijnen en de maatschappij ermee leren omgaan, dan verdwijnt dat probleem ook.
Transgenderkinderen lijken minder te lijden onder het taboe.
FEBRUARI: Omdat men niet op een geseksualiseerde manier naar kinderen kijkt, worden zij inderdaad gemakkelijker geaccepteerd. Als iemand van 50 verandert, ligt dat anders. Het beeld van transseksualiteit wordt vooral bepaald door degenen die zichtbaar zijn. We zien meestal de mensen die het moeilijk hebben om goed op hun nieuwe rol aan te sluiten, of mensen die sociale problemen hebben. Sommige belanden in de prostitutie, dat is niet omdat het hun droom was. Maar zij zijn zichtbaar, vandaar dat mensen een verkeerd of extreem beeld hebben van transseksuelen. Vandaar dus ook het taboe. Wie onzichtbaar is, blijft dat ook liever. Die doet niet mee aan documentaires, geeft geen interviews. Weinig mensen weten dus ook hoe goed het met hen gaat, hoe organisch ze zijn opgenomen in hun omgeving.
Er zijn culturen waar transgenders een hogere status hebben, omdat ze van twee werelden en dus wijzer zijn.
FEBRUARI: Je ziet het inderdaad vaker in oude Aziatische culturen, wat erop duidt dat transgenders altijd een deel van de mensheid zijn geweest. De reden waarom men bij ons zo precies doet over in welk hokje je thuishoort, is het familie- en eigendomsrecht. Daarom mag een transseksueel in onze contreien bijvoorbeeld geen kinderen baren. Een kind is juridisch altijd van de moeder, een man moet het kind erkennen. Stel dat een transman een kind krijgt, wat is hij dan? Is hij moeder of vader? En wat bepaalt dan de erflijn? Bij ons zit men erg vast in dat stramien.
Men zegt dat Jeanne d’Arc ook een transgender was.
FEBRUARI: Die discussie loopt inderdaad, ook over Christina van Zweden, maar zeker weet men dit niet. Het is niet omdat deze vrouwen zich mannelijk gedroegen, dat ze daarom transmensen waren. Wie weet hadden ze wel feministische motieven. Wel is het zo dat er vroeger minder moeilijk werd gedaan over de genderrol waar je voor koos. De Nederlandse historica Geertje Mak deed onderzoek naar ‘mannelijke’ vrouwen in de 19de eeuw. Vrouwen die zich bij het leger voegden en ten strijde trokken, werden bejubeld door dichters. Toen men het ging verbinden met homoseksualiteit, werd het problematisch en verdacht. Ik heb weleens gezegd dat transseksuelen tegenwoordig worden uitgerookt. Je moet er nu erg veel voor doen om in die andere rol te mogen stappen.
U hebt een vriendin, voor haar moet uw verandering niet vanzelfsprekend zijn.
FEBRUARI: Dat is zo. Zij moet mee veranderen. Voor de buitenwereld lijkt het nu alsof zij in een heteroseksuele relatie zit. Dat is niet zo, zij blijft lesbisch tot het einde der dagen. Maar we zijn 21 jaar samen. Als je elkaar al zo lang kent, komt dit ook niet als een donderslag bij heldere hemel. Dat ik nu een man ben, is eigenlijk een kleinigheid. Behalve dan dat ik door de testosteron ook emotioneel een beetje verander. Mijn persoonlijkheid transformeert niet, maar mijn energie en mijn manier van reageren doen dat wel. Onze verhouding verschuift dus. Zij is altijd de ongeduldige geweest, de kordate. Ik was altijd de langzame, de beschouwelijke. Nu reageer ik directer, ze krijgt het terug. Dat is soms wel even slikken.
Het is een mooi liefdesverhaal.
FEBRUARI: Ja, dat is zo. Al begin ik beledigd te geraken omdat iedereen haar prijst omdat ze me niet aan de kant heeft gezet. Alsof ik een tragisch geval ben en zij zo vriendelijk is om zich nog om me te bekommeren. Dat is niet geweldig voor mijn gevoel van eigenwaarde. (lacht) Maar het is vooral boeiend om te zien hoe we evolueren. Als je maar voldoende afstand neemt, wordt alles interessant.
De maakbare man van Maxim Februari verscheen bij Prometheus.
Dit artikel verscheen in De Morgen van 27 februari 2013.
Geef een reactie